Juni 2021
Op 10 november 2020 heeft de Eerste Kamer de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (hierna: WBTR) aangenomen. De WBTR zal op 1 juli 2021 in werking treden. Deze wet heeft gevolgen voor verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborg-maatschappijen en stichtingen. Het doel van de WBTR is het verbeteren van de kwaliteit van het bestuur en toezicht in de (semi-)publieke sector, met name bij verenigingen en stichtingen. Daarvoor worden in de WBTR de regels voor bestuur en toezicht bij verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborg-maatschappijen en stichtingen aangevuld, verduidelijkt en zo veel mogelijk in lijn gebracht met de regelingen die nu al gelden voor de NV en de BV. Na de inwerkingtreding van de WBTR gelden dan voor alle rechtspersonen nagenoeg dezelfde regels als het gaat om het bestuur en het toezicht dat wordt gehouden op het bestuur.
Wij geven in dit nieuwsbericht uitleg over de belangrijkste wijzigingen met betrekking tot de WBTR en maken inzichtelijk welke actie nodig is voor reeds bestaande verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen.
Wettelijke grondslag monistisch bestuursmodel (one-tier board)
Voor verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen kan voortaan net als bij een NV en een BV worden bepaald dat de bestuurstaken worden verdeeld over één of meer niet- uitvoerende bestuurders en één of meer uitvoerende bestuurders (de ‘one-tier board’).
In dit bestuursmodel zitten zowel bestuurders (‘uitvoerende bestuurders’) als toezichthouders (‘niet-uitvoerende bestuurders’) in het bestuur. Voordeel van dit bestuursmodel ten opzichte van een dualistisch bestuursmodel met een bestuur en een aparte raad van commissarissen (hierna: RvC) (de ‘two-tier board’) is dat de toezichthouders in dit bestuursmodel minder op afstand staan van het bestuur.
Onze tip: beoordeel samen of het bestuursmodel nog passend is bij de praktijk. Is dit niet het geval? Bespreek de mogelijkheden van een one-tier board met de notaris en laat de statuten indien nodig aanpassen.
Uniformering van norm voor taakvervulling bestuurders en commissarissen
Voor verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen is in de WBTR bepaald dat bestuurders en commissarissen zich bij de vervulling van hun taak moeten richten naar het belang van de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming of organisatie. Dit uitgangspunt geldt al voor de NV en BV en wordt in de WBTR voor de andere soorten rechtspersonen gelijkgetrokken.
Met deze bepaling wordt tot uitdrukking gebracht dat bestuurders en commissarissen bij de vervulling van hun taak de belangen van de rechtspersoon moeten laten prevaleren boven hun eigen belangen.
Onze tip: bespreek met elkaar dat bestuurders en commissarissen zich bij de vervulling van hun taak dienen te richten naar het belang van de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming of organisatie, en wat dit in de praktijk betekent.
Wettelijke grondslag voor instelling RvC
Voor verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen komt er een uniforme wettelijke regeling, waarin de taken en bevoegdheden van de RvC zijn opgenomen.
Op basis van de WBTR heeft de RvC heeft als taak om toezicht te houden op het bestuursbeleid en de algemene gang van zaken en staat het bestuur met raad terzijde. Ook mag de RvC door de algemene vergadering benoemde bestuurders schorsen, tenzij de statuten anders bepalen.
Er zijn rechtspersonen die nu al een toezichthoudend orgaan hebben, zoals een raad van toezicht of een raad van advies. Als dit orgaan voldoet aan de materiële kenmerken van een RvC in de WBTR, te weten: toezicht houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie, alsmede het bestuur met raad terzijde staan, dan wordt dit voor de WBTR geacht een RvC te zijn en daarmee krijgt dit orgaan ook de rechten en bevoegdheden die in de WBTR worden genoemd.
Onze tip: de wettelijke regeling bevat taken en bevoegdheden van de RvC. Als er al een toezichthoudend of adviserend orgaan is, laat de notaris dan controleren of dit orgaan voldoet aan de materiële kenmerken van een RvC. Is dit het geval? Dan gelden de wettelijke regelingen voor een RvC ook voor dit toezichthoudende orgaan. De notaris kan aangeven of het aan te raden is de statuten hierop aan te passen.
Voordracht kandidaat
Voor verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen gaat gelden dat bij een voordracht van één kandidaat voor één te vervullen plaats als bestuurder of commissaris deze kandidaat ook automatisch is benoemd, tenzij het bindende karakter aan de voordracht wordt ontnomen. Dit kan ertoe leiden dat een kandidaat met een gering aantal stemmen toch wordt benoemd. Deze wettelijke regeling geldt niet voor stichtingen aangezien zij geen algemene vergadering kennen als het tot benoeming bevoegde orgaan.
Onze tip: bespreek met elkaar dat bij een voordracht van één kandidaat voor één te vervullen plaats als bestuurder of commissaris, deze kandidaat automatisch is benoemd, tenzij het bindende karakter aan de voordracht wordt ontnomen. Indien dit ongewenst is, kunt u ervoor zorgen dat er meer dan één kandidaat wordt voorgedragen dan wel het bindend karakter aan de voordracht laten ontnemen.
Uniformering van regels voor aansprakelijkstelling in geval van faillissement
Voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting wordt een regeling geïntroduceerd voor de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen in geval van faillissement wegens onbehoorlijke taakvervulling. Met deze regeling wordt -ook voor niet-commerciële verenigingen en stichtingen- aangesloten bij de regeling die al gold voor bestuurders van een NV, BV, formele en commerciële vereniging en commerciële stichting in faillissement.
Deze regeling komt erop neer dat de curator iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk kan stellen voor het tekort in het faillissement als sprake is van onbehoorlijke taakvervulling en het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Er is in ieder geval sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur als het bestuur niet heeft voldaan aan de administratieplicht en/of de jaarrekening niet op tijd is gepubliceerd. Op dat moment wordt ook automatisch aangenomen dat deze onbehoorlijke taakvervulling tot het faillissement heeft geleid. Het is dan aan de bestuurder of commissaris om dit te weerleggen. Laatstgenoemde aanname geldt overigens niet voor bestuurders (en commissarissen) van niet-commerciële verenigingen en stichtingen. Ook zij kunnen aansprakelijk worden gesteld voor het boedeltekort, maar dan moet de curator bewijzen dat de onbehoorlijke taakvervulling tot het faillissement heeft geleid.
Onze tip: bestuurders en commissarissen dienen zich bewust te zijn van het feit dat zij persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schade die is ontstaan als gevolg van onbehoorlijke taakvervulling. Bespreek met elkaar welke onderlinge afspraken vastgelegd kunnen worden om onduidelijkheid te voorkomen, zorg dat administratieve verplichtingen worden nagekomen en leg besluiten vast in notulen.
Nieuwe ontslagcriteria stichtingsbestuurders en -commissarissen
De rechter heeft na inwerkingtreding van de WBTR meer beoordelingsvrijheid ten aanzien van het ontslag van een bestuurder of commissaris op verzoek van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) of een belanghebbende. Ontslag is mogelijk wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen of wegens ingrijpende omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn positie als bestuurder of commissaris in redelijkheid niet kan worden geduld en wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder of commissaris kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting worden, tenzij de bestuurder of commissaris mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Onze tip: de rechter krijgt meer ruimte ten aanzien van het ontslag van een bestuurder of commissaris. Evenwel is er nog steeds een goede reden vereist. Goed om te weten en samen te bespreken.
De beperking van het meervoudig stemrecht
Net als bij de NV en de BV gaat voor verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen gelden dat een bestuurder of commissaris niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere (stemgerechtigde) bestuurders of commissarissen tezamen. Hiermee wordt voorkomen dat één bestuurder of commissaris bepaalde besluiten kan doordrukken.
Onze tip: wanneer statuten een andere regeling bevatten dan dat iedere bestuurder of commissaris één stem heeft, is het aan te raden om de statuten te laten controleren of deze nog in de pas lopen met de nieuwe regels. Eén bestuurder of commissaris mag niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuurders of commissarissen tezamen. Bevatten de statuten een meervoudig stemrecht-regeling? Dan is die regeling tot uiterlijk 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging geldig, afhankelijk van welk moment eerder valt.
Overgangsrecht
Bevatten de statuten van een vereniging, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een stichting op dit moment een regeling die het wél mogelijk maakt voor een bepaalde bestuurder of commissaris om meer stemmen uit te brengen dan de anderen gezamenlijk? Dan is die regeling geldig tot uiterlijk 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging na de inwerkingtreding van deze wet, naar gelang welk moment eerst valt.
Statutaire belet- en ontstentenisregeling
De statuten van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen moeten voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. Daarnaast kunnen de statuten voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van één of meer bestuurders. Datzelfde gaat gelden voor de RvC. Ook voor de NV en de BV wordt deze regeling voor bestuurders en commissarissen nu in de wet opgenomen.
Van ontstentenis is sprake in geval van het aftreden, overlijden of ontslag van een bestuurder. Belet heeft betrekking op onder meer langdurige ziekte, schorsing of afwezigheid. In de statuten dient te worden geregeld wie in deze gevallen bevoegd is om bestuursdaden te verrichten.
Het is daarom van belang om bij de eerstvolgende statutenwijziging een ontstentenis en belet-regeling op te nemen of eventueel aan te passen.
Onze tip: controleer of de statuten voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis en belet van álle bestuurders. Wanneer de statuten deze voorschriften niet bevatten, dan dienen deze voorschriften bij de eerste statutenwijziging te worden opgenomen. Hier is geen uiterste termijn voor.
Uniformering van tegenstrijdigbelang-regeling
Een bestuurder van een vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij en stichting mag vanaf 1 juli 2021 niet deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming indien de bestuurder daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de rechtspersoon en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Gebeurt dit toch? Dan is het besluit vernietigbaar. Met deze regeling, die nu al geldt voor de NV en de BV, wil de wetgever voorkomen dat bestuurders hun persoonlijk belang boven het belang van de rechtspersoon stellen.
Er is sprake van een tegenstrijdig belang als een bestuurder een persoonlijk belang heeft of bij een ander belang betrokken is dat niet parallel loopt met het belang van de rechtspersoon, waardoor hij niet integer en onbevooroordeeld kan beslissen. Het is niet vereist dat de rechtspersoon door het besluit daadwerkelijk wordt benadeeld. Het is voldoende als eraan kan worden getwijfeld dat de bestuurder zich bij het nemen van het besluit heeft gericht op het belang van de rechtspersoon.
Hebben alle bestuurders in een vereniging een tegenstrijdig belang en kan hierdoor geen bestuursbesluit worden genomen? Dan moet het besluit worden genomen door de RvC. Heeft de vereniging geen RvC of hebben de commissarissen ook een tegenstrijdig belang? Dan moet de algemene vergadering het besluit nemen, behalve als in de statuten een afwijkende regeling is opgenomen.
Stichtingen hebben geen algemene vergadering. Daarom mag, als alle bestuurders (en eventueel commissarissen) een tegenstrijdig belang hebben, het bestuur toch zelf het besluit nemen, maar daarbij moet wel worden vastgelegd wat de overwegingen waren die aan het besluit ten grondslag lagen.
Pas als de besluitvorming is doorgeschoven naar de RvC en deze ook een tegenstrijdig belang heeft, of indien er geen RvC benoemd is, kan in de statuten een afwijkende regeling worden opgenomen, dit is een getrapte benoemingsregeling. De meeste statuten bevatten al een regeling over een tegenstrijdig belang. Het is van belang te toetsen of deze regeling aansluit op de nieuwe wettelijke regels.
Onze tip: als de statuten een vertegenwoordigingsregeling bevatten in geval van tegenstrijdig belang, ga dan met behulp van een notaris na of deze bepaling geldig blijft.
Wij adviseren om de statuten van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen tijdig te controleren of deze aanpassing behoeven naar aanleiding van de WBTR die per 1 juli 2021 in werking zal treden. Het Notarieel is u graag van dienst met een statutencheck en kan u verder adviseren.